Nieuwe Markten voor Mediation – in gesprek met Jeroen Bartels

Jeroen Bartels is consultant, mediator en beleidsbemiddelaar. Hij heeft een achtergrond in chemie, milieukunde en beleidsstudies en houdt zich onder andere bezig met de processturing in milieu, ruimtelijke ordening en de energietransitie. Hij is een van de deelnemers van het Pad naar Meesterschap. Wat is zijn motivatie?

Hoe kijk jij naar ‘de markt’ voor mediation in Nederland?

Ik ben voorzitter van de Vereniging voor Bouwmediators en ik merk dat veel mediation-verenigingen en -organisaties zich wel bezighouden met de ontwikkelingen op het gebied van mediation en inhoudelijke thema’s bespreken, maar eigenlijk de aansluiting missen met de uitvoerende praktijk van ondernemend Nederland en van de overheid op alle niveaus. Het ontbreekt aan een sterke profilering van de competenties die aansluiten bij de maatschappelijke en organisationele behoeften.

Huidige ontwikkelingen bieden allerlei kansen om hier verandering in te brengen, maar dan moet dat profiel wel neergezet worden. Er doen zich momenteel tal van situaties voor die schreeuwen om een degelijke procesbegeleiding. Om maar een voorbeeld te noemen: de algehele krapte op de woningmarkt veroorzaakt allerlei conflicten op het gebied van huisvesting, zoals bijvoorbeeld permanente bewoning op vakantieparken. Terwijl de bewoners van zo’n park geen alternatief lijken te hebben, gelden volgens de wet- en regelgeving wel minimale vereisten voor recreatiewoningen die voor permanente bewoning in aanmerking komen.

Momenteel bemiddel ik in een zaak waarin dit aan de orde is, maar waar de gemeente ook boter op het hoofd heeft omdat zij de bewoners die in nood op korte termijn woonruimte moesten hebben, doorverwees naar het park zonder hierna nog met een oplossing te komen. Zo’n proces kun je mijns inziens als gemeente niet zelf faciliteren, hier is een onafhankelijke derde partij voor nodig, omdat het wantrouwen en het gevoel van onveiligheid bij beide partijen sterk is.

Deze casus is illustratief voor situaties waarin gemeenten niet alleen partij zijn, maar waar zij mede door gebrekkige communicatie, verandering van (landelijk) beleid, het lang gedogen van bestaande situaties, verzoeken tot handhaving, druk op de beschikbare ruimte, nieuwe opgaven in relatie tot woningbouw en energietransitie, stikstof en ga zo maar door, tot afwegingen moeten komen. Daarbij is hun traditionele rol van vergunningverlener verworden tot een van alleskunner. Doordat ze partij zijn in het besluitvormingsproces, is de inzet van een onafhankelijke derde dan een hulpmiddel om tot draagvlak voor nieuw beleid te komen.

Waar zie je nog meer kansen?

Het gaat ook om de inzet van bemiddeling bij het voorkomen van conflicten. Een goed voorbeeld waarin het pro-actief toepassen van mediation als vorm van procesbegeleiding profijt kan opleveren is natuurlijk de energietransitie. De wind- en zonprojecten die hieruit voortkomen hebben een grote impact op bewoners van de gebieden waar deze worden ontwikkeld en dat vraagt om een participatieve benadering waarin de bewoners betrokken worden.

Er heerst op dit vlak volgens mij echt nog een nonchalance onder overheidsprofessionals. Sceptici bij overheden vragen zich af of het niet te veel tijd kost en doen participatie vaak af met niet meer dan een eenzijdige communicatie of ‘informeren’. Er wordt een stagiair of trainee op gezet die wat met social media mag doen, mag inventariseren wat de uitkomst is van een Zoom-bijeenkomst. De resultaten worden gepresenteerd in een brief en dat is dan dat.

Maar informeren staat op de laagste trede van de participatieladder. Er zijn voorbeelden van echte participatie bij het vormgeven van de RES. Kijk bijvoorbeeld eens op de website www.energieparticipatie.nl. Bij de Regionale Energie Strategieën gaat het in sommige gevallen goed, in andere gevallen niet. De consistentie is in ieder geval nog niet voldoende en best practices worden niet altijd toegepast. Enerzijds is dit logisch, gezien gemeenten voor hun lokale participatieproces vaak afhankelijk zijn van hun interne capaciteiten of de economische slagkracht om een extern bureau in te huren om het te organiseren. Met de interne slagkracht van met name kleine gemeenten is het op procesbegeleiding soms slecht gesteld. Daar ligt ook nog een taak voor de regionale organisatie van de RES, de Provincie of de Rijksoverheid om hier een kwaliteitsimpuls aan te geven. Vooral kleinere gemeenten kampen met een tekort aan capaciteit, maar een groter huishoudboekje is zeker geen garantie voor het opzetten en begeleiden van een gedegen proces.

De crux ligt onder meer in de aandacht voor de bewoners en benadeelden. Dat gaat dan over de belangen, maar ook over emoties. Wanneer je in het proces laat zien dat er oprechte aandacht is voor de betrokkenen en er transparant en rechtvaardig wordt gehandeld, zal de uitkomst van een proces ook sneller worden geaccepteerd. Dat kan de nodige juridische procedures voorkomen en uiteindelijk een proces versnellen. Hoewel je aan de voorkant inderdaad wat meer tijd kwijt bent, betaalt dat zich uiteindelijk dus terug in de latere fasen van een proces.

Waarom doe je mee aan het Pad naar Meesterschap?

Daar zijn meerdere redenen voor. Een van de redenen is dat ik benieuwd ben naar het verschil in manieren van doen in een zakelijke situatie en in een situatie die meer te maken heeft met het uiten en hanteren van emoties. Zelf hanteer ik een vrij zakelijke benadering in mijn bemiddelingspraktijk omdat die zich veelal afspelen in een professionele omgeving met bedrijven en overheden..

Maar ook daar spelen emoties soms een rol. In een situatie waarin professionele partijen aan tafel zaten en ik er niet op bedacht was, begon een van de partijen steeds bozer te worden vanwege de principiële opstelling van de andere partij. Dat de andere partij die houding aannam kwam voort uit haar wettelijke taak. Zij bevestigde ook dat zij de belangen en argumenten van de partij die zo boos werd, kon begrijpen en billijken, maar gezien de opdracht die dit bedrijf had, niet kon afwijken van de gekozen aanpak. Dat gebrek aan flexibiliteit en aanpassingsvermogen, gebaseerd op oude regelgeving die geen aanpassing had gekend sinds de jaren 60 van de vorige eeuw, was voor de steeds bozer wordende partij onaanvaardbaar. De bemiddeling is dan ook mislukt.

Mijn eigen rol hierin was om het wederzijdse respect te bevestigen en niet op de persoon maar op de inhoud te reflecteren. Maar al wordt je boos over de inhoud, je uit je boosheid tegen de persoon die tegenover je zit. Ik wil daar beter mee om kunnen gaan. Enkele deelnemers aan het Pad zijn thuis in ‘neuro-linguistic programming’, ik ben benieuwd wat dat voor toegevoegde waarde heeft op het gebied van omgaan met emoties.

Op het Pad zijn deelnemers tegelijk ook trainer. Wat vind je van deze opzet? En wat wordt jouw onderwerp?

Ik vind de interactie zoals die nu is, heel leuk. Dat wij als deelnemers ook dingen voorbereiden en dat dan aan de anderen meegeven of het ze laten ondergaan. Die interactiviteit is erg fijn omdat je zelf aan het werk gaat met je eigen ontwikkeling, het is niet gewoon achterover zitten en ontvangen. Het geeft mij weer een aanzet om me in een onderwerp te verdiepen, iets waar je in de waan van de dag niet zo makkelijk aan toekomt.

Als ik straks aan de beurt ben, dan wil ik me richten op het creatieve stuk van ‘de taart vergroten’. Daar zijn verschillende manieren voor en veel hangt ook af van hoe je er als bemiddelaar of mediator in zit. Je kunt er voor kiezen om je handen volledig van de inhoud af te trekken en uitsluitend op het proces te richten of juist de betrokken partijen uitdagen om niet zomaar in zee te gaan met een enkele oplossing en verder te kijken door scenarioplanning.

Bij scenarioplanning committeer je als procesbegeleider de stakeholders niet te snel aan een voor de hand liggende oplossing. Je verkent verschillende scenario’s voor de toekomst en bespreekt dan hoe elk scenario aan de belangen van de partijen (ik spreek liever van deelnemers) tegemoet komt. Dat gaat over de belangen van die deelnemers, niet over hun posities. Dat gaat ook over oud zeer en miscommunicatie die bepaalde scenario’s in de weg staan. Ik stel prijs op feiten: wat is er voor nodig om een oplossingsrichting te laten slagen.

Belangrijk is ook dat je de feiten op een rijtje krijgt. Voor het creatieve proces is dat niet erg, het is mooi om te mijmeren over wat zou kunnen zijn. De check op de feiten volgt daarna. Daarbij is joint fact-finding essentieel. De feiten moeten voor iedereen gelden, niet voor één van de deelnemers. Als je dan verschillende scenario’s hebt verkend en doorgedacht, is het belangrijk om terug te gaan naar de belangen van de deelnemers. Voldoen de scenario’s aan hun Best Alternative to Negotiated Agreement (BATNA)?. Want als dat niet zo is, gaat zo’n deelnemer alsnog naar de rechter om een betere ‘deal’ te krijgen.

Een oplossing is op deze manier nooit: A betaalt B bedrag X en daarmee is het afgedaan, zoals in een rechtszaak gebeurt. Juist in de mediation is er aandacht voor de emotie, voor aanpalende afspraken, voor toezeggingen die niet in geld zijn uit te drukken, voor concessies die de ene deelnemer niets kosten, maar voor de andere deelnemer belangrijk zijn. En natuurlijk voor het instandhouden van een relatie tussen de deelnemers die na een rechtszaak vaak aanmerkelijk verstoord is.

In beide rollen zijn er risico’s, die van de meedenker en die van de procesbegeleider pur sang. Ik ben van het meedenkende type, met als risico dat ik geloof in een oplossing die de deelnemers niet zien zitten en dat dan ga pushen. Een zuiver procesmatige bemiddelaar heeft het risico dat de deelnemers lang niet alle opties in beeld hebben en die dus ook niet bespreken, waardoor er een suboptimale oplossing gekozen wordt. Al weet je natuurlijk nooit of die ook werkelijk suboptimaal is!